Diersoorten die ver van elkaar af staan, hebben eenzelfde bouwplan. Dit is goed te zien in de embryonale ontwikkeling van embryo’s van verschillende gewervelden: De overeenkomst in bouwplan is ook te herkennen in volwassen dieren. Hierbij worden typen overeenkomsten onderscheiden:
Homologe organen: organen die dezelfde bouw hebben, waaruit is af te leiden dat deze diersoorten dezelfde voorouder hebben, maar die nu een totaal verschillende functie hebben gekregen. Dit duidt op evolutie: het aanpassen van een organisme aan de omstandigheden. Voorbeelden zijn de graafpoot van de mol en de voorvin van een dolfijn.
Analoge organen: organen die juist een verschillend bouwplan hebben, maar wel dezelfde functie. In de loop van de tijd hebben dus diverse organismen zich aangepast, maar op andere manieren. Een voorbeeld is de vleugel van een vogel (een ‘poot’) en een vlinder, die een totaal andere bouw heeft.
In deze video zie je nog een aantal voorbeelden: