De vrouwelijke geslachtshormonen zijn oestrogeen en progesteron. Ze zijn verantwoordelijk voor de vrouwelijke geslachtskenmerken. Oestrogeen en progesteron worden geproduceerd door het rijpend follikel en het corpus luteum. De productie staat onder controle van de hypofysehormonen FSH en LH. De afscheiding in het bloed gebeurt wisselend volgens een maandelijks cyclisch patroon: de menstruatiecyclus.
Menstruatiecyclus
De hypothalamus produceert op geregelde tijdstippen GRF (gonadotrofine release factor) in de puberteit. GRF zet de hypofyse aan tot productie van FSH. FSH stimuleert daardoor de rijping van een primair follikel – waar een eicel in rijpt. De follikelcellen produceren oestrogeen. Het oestrogeen doet het endometrium (baarmoederslijmvlies) groeien en heeft een negatieve invloed op de productie van FSH in de hypofyse Daardoor daalt FSH vanaf de negende dag. Oestrogeen heeft een positieve invloed op de productie van LH, dat dus toeneemt. Bij een bepaalde verhouding tussen FSH en LH vindt de ovulatie (eisprong) plaats. Dit gebeurt rond dag 14.
Na de ovulatie stoppen de follikelcellen met productie van oestrogeen en zakt de oestrogeenconcentratie. LH zet het lege follikel – waar de eicel inmiddels uit is – om in het gele lichaam (corpus luteum). Dat begint met aanmaak van progesteron en ook opnieuw oestrogeen. Progesteron en oestrogeen induceren de afgifte van baarmoederslijmvlies, waardoor het endometrium toeneemt. Als de eicel niet bevrucht wordt (en er dus geen zwangerschap is) remt progesteron de LH-productie. Het corpus luteum sterft daardoor af en transformeert in littekenweefsel. De oestrogeen- en progesteronconcentraties dalen en het baarmoederslijmvlies laat los: de menstruatie. Vervolgens valt de negatieve invloed van oestrogeen op FSH weg en stijgt de FSH-concentratie opnieuw met het beginnen van een nieuwe cyclus.
Bij bevruchting van de eicel zal een chorionvlies gevormd worden rond het celletje en produceert dit HCG (humaan chorion gonadotrofine). Dit HCG blokkeert de negatieve invloed van progesteron op de LH-productie in de hypofyse. Hierdoor blijft het corpus luteum intact en blijven de oestrogeen- en progesteronconcentraties hoog. De placenta neemt later de taak van het corpus luteum over. Door de hoge oestrogeenconcentraties is de rijping van een nieuw follikeltje niet mogelijk.