12.3 Verworven immuniteit

De aangeboren afweer is niet altijd effectief genoeg. Als de ziekteverwekkers door het weefsel heen in het bloed dringen, of als ze – zoals virussen – zich nestelen in lichaamscellen, worden ze niet effectief opgeruimd. In dat geval moeten ook de lymfocyten geactiveerd worden.

Lymfocyten bevinden zich in de lymfeklieren en kunnen geactiveerd worden doordat een macrofaag het antigen van de ziekteverwekker aan hen ‘presenteert’. De lymfocyten vermenigvuldigen zich, waarbij alle nieuwe lymfocyten specifiek ontwikkeld zijn voor dit ene type antigen en dus voor dit ene type ziekteverwekker.

Er zijn verschillende typen lymfocyten:

  • T-cellen verspreiden zich na activatie via het bloed, en zijn in staat om ook ziekteverwekkers in lichaamseigen cellen te herkennen. Zo kunnen ze cellen die geïnfecteerd zijn door een virus herkennen. Ze schakelen de cellen vervolgens uit door er een gifstof in te ‘injecteren’ (perforine en cytotoxine). De cellen sterven daardoor af en worden opgeruimd door de macrofagen (fagocytose).
  • B-cellen blijven in de lymfeklieren. Daar produceren ze antistoffen. Een antistof is een eiwit die precies op een antigen past. De antistoffen kunnen ook aan elkaar koppelen. Zo vormen de antistoffen een klont van lichaamsvreemde stoffen met dat specifieke antigen. Ze ruimen de stoffen niet op, maar helpen de leukocyten bij het verzamelen van de lichaamsvreemde stoffen, zodat die ze goed kunnen opruimen.

De activatie van B-cellen en T-cellen duurt vaak enkele dagen, doordat ze zich nog moeten specialiseren tegen het specifieke antigen. In die tussentijd vermenigvuldigt de ziekteverwekkers zich nog. Hierdoor word je eerst ziek.

De T-cellen en de B-cellen vormen na activatie ook geheugencellen. Deze geheugencellen blijven opgeslagen liggen in de lymfeklieren. Zodra hetzelfde antigen weer in het lichaam komt, wordt dit herkent en reageert het lichaam direct. Een nieuwe infectie gaat daardoor vaak ongemerkt voorbij; het wordt al opgeruimd voor je ziekteverschijnselen krijgt. Hierdoor krijg je veel virusziekten maar één keer (bijvoorbeeld waterpokken en mazelen). Hierop is ook het principe van vaccinatie gebaseerd.