Boven een vloeistof vindt men een kleine hoeveelheid van de stof in gasvorm. Dit is de damp boven een vloeistof. De neiging van een vloeistof om damp te produceren wordt geschreven als de dampdruk. Hoe warmer de vloeistof is, des te hoger de dampdruk, en des te meer damp zal aanwezig zijn.
De aanwezigheid van vloeistofdamp kan worden verklaard als een evenwicht tussen twee processen: deeltjes die uit de vloeistof “ontsnappen” en dampdeeltjes die naar de vloeistof terugkeren. Wanneer dit evenwicht is bereikt, heet de damp verzadigd.
Wanneer de dampdruk gelijk wordt aan de atmosferische druk, is het kookpunt bereikt. Er ontstaan dampbellen in de vloeistof die omhoog rijzen en de vloeistof verlaten: de vloeistof kookt.
Toepassingen:
- Op een warme zomerdag is de dampdruk van water een paar procent van de atmosferische druk. Aan het oppervlak van meren en rivieren zal zoveel water verdampen, dat de lucht erboven tot 4% waterdamp bevat.
- Als lucht verzadigd met waterdamp afkoelt, zal een deel van het water vloeibaar worden (condensatie). Er ontstaan kleine druppeltjes. Dit verklaart het beslaan van koude brillenglazen en ramen, en het ontstaan van dauw, mist en wolken.