Elektrische stroom bestaat uit het transport van elektrische ladingen. In elektrische schakelingen vindt dit transport voornamelijk plaats in geleidende metaaldraden, die dan ook stroomdraden worden genoemd.
De grootheid stroomsterkte (I) drukt uit hoe snel de ladingen zich verplaatsen. Om deze grootheid goed te definiëren kiest men een dwarsdoorsnede van de geleider. Gedurende een tijdinterval ∆t bepaalt men hoeveel elektrische lading ∆q deze dwarsdoorsnede kruist. De stroomsterkte door de dwarsdoorsnede is dan
$$I = \frac{\Delta q}{\Delta t}.$$
De eenheid voor I is de ampère (A), gedefinieerd als coulomb per second (C/s). Een ampère is een vrij grote stroomsterkte; daarom zal men vaak de milliampère tegenkomen (mA = 10–3 A).
Voorbeeld: Een stroom van 40 mA loopt door een stroomdraad gedurende een uur. Hoeveel elektrische lading wordt hierdoor getransporteerd?
$$\Delta q = I \; \Delta t = 40 \cdot 10^{-3}\; \text{A} \cdot 3600 \; \text{s} = 144 \; \text{C}.$$
De richting van stroom wordt bepaald op grond van positief geladen deeltjes. Bewegende negatieve ladingen tellen als stroom in de omgekeerde richting. In de praktijk bestaat elektrische stroom meestal uit de beweging van vrije elektronen in een geleider. Daarom is de stroomrichting omgekeerd aan de bewegingsrichting van de elektronen.