Net als het elektrische veld kan het magnetische veld beschreven worden door een grootheid die zowel de richting als de sterkte van het veld aangeeft. Deze grootheid wordt afgekort met de letter B. De richting en sterkte van het magnetische veld varieert van punt tot punt.
- De richting van het veld kan worden bepaald door een klein kompas in het betreffende punt te plaatsen. (Een kompas is een “testmagneet” die vrij kan draaien.) De noordpool van het kompas wijst in de richting van het B-veld.
- De veldsterkte is gerelateerd aan de hoeveelheid kracht die het veld uitoefent. Dit wordt hieronder verder uitgewerkt. De standaardeenheid voor B is de tesla (T), gedefinieerd als 1 T = 1 $\mathrm{N/A\cdot m}$. Een magneetveld van 1 tesla is nogal sterk; in de praktijk wordt vaak gewerkt met de oudere eenheid, de gauss, die gelijk is aan 10–4 T.
Net als bij het elektrische veld kan men veldlijnen gebruiken om het magnetische veld te tekenen.
- Veldlijnen kunnen elkaar niet kruisen.
- Buiten de magneten lopen veldlijnen van noordpolen naar zuidpolen. Hoe sterker de pool, des te meer veldlijnen er beginnen of eindigen bij die pool.
- De afstand tussen naburige veldlijnen geeft informatie over de sterkte van het veld. Waar de lijnen dichter bijeen lopen, is het veld sterker.
Voorbeeld: Het magnetische veld van een eenvoudige magneet (magnetische dipool).
Voorbeeld: het veld van een U-vormige magneet. Tussen de polen is het veld min of meer homogeen.