Sommige (neutrale) moleculen hebben een kleine positieve lading aan één kant en een kleine negatieve lading aan de andere kant. Zo’n molecuul heet een dipoolmolecuul en de stof heet dan polair. Bijgaand diagram laat zien dat water (H2O) een polaire stof is. (De symbolen δ+ en δ– stellen partiële lading voor.) Ionische stoffen worden ook als polair beschouwd.
Stoffen waarbij de moleculen overal elektrisch neutraal zijn, heten apolair.
Het blijkt dat polaire stoffen goed oplosbaar zijn in polaire oplosmiddelen, terwijl apolaire stoffen goed oplosbaar zijn in apolaire oplosmiddelen. Suiker is een polaire stof en daarom goed oplosbaar in water. Vet is voornamelijk niet-polair en lost dus niet goed op in water.
Voorbeelden van polaire oplosmiddelen zijn water en alcohol. Voorbeelden van apolaire oplosmiddelen zijn olie, benzine en hexaan.