Water (H2O) is een amfolyt:
- als zuur kan het een H+-ion afstaan en hydroxide vormen: $ \mathrm{H_2O \rightarrow H^+ + OH^-};$
- als base kan het een H+-ion opnemen en hydronium vormen: $ \mathrm{H_2O + H^+ \rightarrow H_3O^+}.$
Omdat water amfolyt is, kan het met zichzelf reageren. Een van de H2O-moleculen gedraagt zich dan als zuur, de andere als base, en er vindt zelf-ionisatie plaats:
$$ \mathrm{2H_2O \; (l) \rightleftharpoons H_3O^+ \; (aq) + OH^- \; (aq).}$$
Het evenwicht licht hierbij zeer ver naar links. In zuiver water bevinden zich slechts ongeveer twee H3O+ en twee OH–-ionen per elke miljard watermoleculen; er geldt [H3O+] = [OH–] = 10–7 mol/L.