Een mengsel bestaat uit twee of meer stoffen, die door een fysisch proces van elkaar gescheiden kunnen worden.
In een heterogeen mengsel zijn de verschillende onderdelen groter dan de atoomschaal. Ze zijn vaak afzonderlijk zichtbaar, evt. onder een microscoop. Colloïden bestaan uit deeltjes op de nanoschaal: visueel niet te scheiden, maar nog steeds vele atomen groot en daarom een heterogeen mengsel.
- Een suspensie is een heterogeen mengsel van een vaste stof in een vloeistof.
- Een emulsie is een heterogeen mengsel van vloeistofdruppels in een vloeistof.
Voorbeelden emulsies:
- modder (= zand + water);
- bloed (= plasma + bloedcellen);
- melk (= water + vet);
- hout
In een homogeen mengsel zijn verschillende stoffen aanwezig (niet chemisch gebonden), maar gelijkelijk verspreid.
- Een gasmengsel is altijd homogeen.
Voorbeeld: lucht (= stikstof + zuurstof + argon + waterdamp). - Een mengsel van mengbare vloeistoffen.
Voorbeeld: azijn (= water + azijnzuur). - Een legering is een homogeen mengsel van metalen.
Voorbeelden: staal (= ijzer + koolstof); brons (= koper + tin). - Een oplossing bestaat uit een vloeistof waarin een vaste stof of gas homogeen verspreid is. Een oplossing in water is helder (niet melkachtig), maar kan gekleurd zijn.
Voorbeeld: frisdrank (= suiker + kleurstof + koolzuurgas opgelost in water).
Een zuivere stof is geen mengsel, en kan niet door een fysisch proces verder gescheiden worden.