Bij ionische stoffen (zouten) denkt men niet meteen aan zuren of basen. Echter, sommige zouten vormen een zure of basische oplossing in water.
Als het negatieve ion de geconjungeerde base is van een zwak zuur, is de oplossing basisch.
Voorbeelden: BaF2: F– is de geconjungeerde base van het zwakke vloeizuur HF.
CaCO3: CO32– is de geconjungeerde base van het zwakke koolzuur H2CO3/HCO3–.
Als het positieve ion een klein metaalatoom is met hoge elektrische lading (zoals Fe3+, Al3+), dan is de oplossing zuur. Dit komt door de vorming van complexe zure ionen zoals Al(H2O)63+.
Voorbeelden: FeCl3 en CrBr3 vormen zure oplossingen.