Eind 19e eeuw concludeerde James Maxwell dat licht bestaat uit elektromagnetische golven. Hierbij vinden er snelle verstoringen plaats in het elektrische en magnetische veld.
Deze verstoringen spreiden zich met grote snelheid voort door de ruimte; in de lege ruimte is deze snelheid
$$c = 3,00 \cdot 10^8\ \text{m/s}.$$
Dit wordt de lichtsnelheid genoemd. Elektromagnetische golven die zich in een stof voortplanten, zoals water of glas, hebben een lagere snelheid (zie Breking).