De antwoorden op deze opgaven zijn te vinden in het downloadbestand.
1. Een gas met druk p en volume V bij –23˚C wordt eerst opgewarmd onder constant volume tot een druk van 2p, dan afgekoeld onder constante druk tot een volume van ¾V.
Bepaal de eindtemperatuur.
2. Schets een p(V)-diagram voor de situatie uit opgave 1.
3. Eén kilogram staal (c = 900 J/kg×K) wordt verhit tot 85˚C. Vervolgens wordt het bespoten met koud water van 5˚C (c = 4180 J/kg×K). Hoeveel water is nodig om het staal af te koelen to 25˚C?
4. Een stuk ijs met een massa van 60 g wordt opgewarmd van –15˚C tot 25˚C (het is dan vloeibaar). Hoeveel warmte is hiervoor nodig? cijs = 2,1 J/g×K; cwater = 4,2 J/g×K; Lsmelt = 333 J/g.