Toets samenvatting
0 of 21 Vragen completed
Vragen:
Informatie
Je hebt de toets al eerder voltooid. Daarom kun je hem niet meer opnieuw starten.
Toets is aan het laden…
Je moet inloggen of inschrijven om de toets te starten.
U moet eerst het volgende invullen:
Resultaten
Resultaten
0 of 21 Vragen answered correctly
Uw tijd:
De tijd is verstreken
You have reached 0 of 0 point(s), (0)
Behaalde punt(en): 0 of 0, (0)
0 verslag(en) in afwachting (mogelijke punt(en): 0)
Categorieën
- Niet gecategoriseerd 0%
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- Huidig
- Review
- Beantwoord
- Goed
- Fout
-
Vraag 1 of 21
1. Vraag
Bij de zogenaamde thermietreactie wordt vast Fe2O3 via een reactie met aluminium omgezet tot Al2O3 en ijzer. Veronderstel dat je beschikt over 25,0 g aluminium en 85,0 g ijzer(III)oxide. Gegeven zijn de volgende atoommassa’s:
O = 16,0 Al = 27,0 Fe = 55,9
Hoeveel gram ijzer kan je maximaal in deze omstandigheden verkrijgen?
GoedFout -
Vraag 2 of 21
2. Vraag
Een oplossing van waterstoffluoride in water heeft een concentratie van 20 mol per liter. Men wenst te weten hoeveel kg water 1 liter van deze oplossing bevat. Welke combinatie van gegevens heb je nodig om dat probleem op te lossen?
GoedFout -
Vraag 3 of 21
3. Vraag
Stel dat een ideaal gas, bestaande uit di-atomische moleculen, zich in een vat bevindt van 22,4 L bij een druk van Pa en bij een temperatuur van 0°C.
Welk gas heeft onder deze omstandigheden een dichtheid van 1,25 g L-1?
Gegeven zijn de volgende atoommassa’s: N = 14,0; O = 16,0; Cl = 35.
GoedFout -
Vraag 4 of 21
4. Vraag
De zogenaamde standaardreductiepotentiaal E° van een redoxkoppel, bijv. $$formule$$, is een maat voor de oxiderende kracht van de geoxideerde vorm van het redoxkoppel in zogenaamde standaardomstandigheden, dat wil zeggen met alle concentraties gelijk aan 1 mol per liter. Naarmate de E° waarde (uitgedrukt in volt) groter is, stijgt de oxiderende kracht van de geoxideerde vorm. Stel nu dat je in een waterige oplossing Co3+, Co2+, Cu2+ en Cu+ ionen hebt. Van alle ionen is de concentratie 1 mol per liter. Gegeven wordt de standaardreductiepotentiaal van het koppel Co3+/Co2+: 1,81 volt; en voor het koppel Cu2+/Cu+: 0,15 volt. Welk van volgende reacties verwacht je?
GoedFout -
Vraag 5 of 21
5. Vraag
Aluminiumsulfide is een vaste stof die beperkt oplosbaar is in water. Als je nu weet dat aluminiumionen de lading +3 dragen, wat is dan de relatie tussen het oplosbaarheidsproduct van aluminiumsulfide (Kopl) en de concentratie aan ionen in een verzadigde oplossing?
GoedFout -
Vraag 6 of 21
6. Vraag
De temperatuurafhankelijkheid van de reactiesnelheidconstante k wordt gegeven door de Arrheniusvergelijking.
$$k = Ae^{E_a/RT}$$
waarin EA de activeringsenergie is, A een constante is voor de gegeven reactie, beide onafhankelijk van de temperatuur.
Welk van onderstaande grafieken stemt overeen met deze vergelijking?
GoedFout -
Vraag 7 of 21
7. Vraag
Hieronder vind je de structuurformule van een derivaat van D-glucose. Ga na welke bewering over de aanwezigheid van functionele groepen in dit molecule correct is.
GoedFout -
Vraag 8 of 21
8. Vraag
Het atoomnummer van chloor is 17. De twee in de natuur voorkomende isotopen van chloor zijn $$formule$$ en $$formule$$. Als je nu in de tabel van Mendeljev ter hoogte van het element chloor kijkt, dan vind je als atoommassa van chloor 35,5. Welk van volgende beweringen is juist?
GoedFout -
Vraag 9 of 21
9. Vraag
Een koolwaterstof A met als formule C6H10 laat men voldoende lang reageren met een ruime overmaat aan H2 met Pt als katalysator. Men bekomt na afloop van de reactie een product C6H12. Welke van de volgende beweringen is correct?
GoedFout -
Vraag 10 of 21
10. Vraag
Beschouw een reactie: 2 A + B ⟶ 3 C + 2 D. De SI-eenheden van de snelheid van deze reactie zijn:
GoedFout -
Vraag 11 of 21
11. Vraag
Hoe zou je de formule van een verbinding tussen het eenwaardige kation X en een chloraation schrijven?
GoedFout -
Vraag 12 of 21
12. Vraag
Wanneer zijn de atomen beschreven door $$formule$$ en $$formule$$ isotopen van elkaar? Indien…
GoedFout -
Vraag 13 of 21
13. Vraag
Welke Lewisstructuur zou je voorstellen voor het azide-ion (N3) als je weet dat stikstof atoomnummer zeven heeft? Het symbool ⊖ geeft de negatieve lading aan.
GoedFout -
Vraag 14 of 21
14. Vraag
Welk van de onderstaande vier grafieken is de juiste weergave van de pH-verandering in functie van het volume toegevoegde NaOH oplossing, wanneer 25 mL van een 0,1 mol per liter azijnzuuroplossing (pKa-waarde = 4,75) getitreerd wordt met een 0,2 mol per liter NaOH-oplossing in water?
GoedFout -
Vraag 15 of 21
15. Vraag
Men mengt 250 mL van oplossing A met 1000 mL van oplossing B en verkrijgt zo oplossing C. Wat is glucoseconcentratie in de resulterende oplossing C, indien gegeven is:
oplossing A = 20,0 mmol/L glucose in water
oplossing B = 10,0 mmol/L glucose in water
GoedFout -
Vraag 16 of 21
16. Vraag
Je wil 1 liter van een 0,010 M oplossing van glucose (C6H12O6) bereiden, door een geschikt volume van een meer geconcentreerde oplossing over te brengen in een maatkolf van 1,0 liter en dit met water aan te lengen tot aan de ijkstreep. Hoeveel milliliter van een 0,500 M glucoseoplossing zal je hiervoor gebruiken?
GoedFout -
Vraag 17 of 21
17. Vraag
Het element chloor komt in de natuur voor als een mengsel van twee isotopen, één met 18 neutronen in de kern en één met 20 neutronen. Meer gegevens over het element chloor vind je in het voorziene formularium.
Welke van de onderstaande beweringen is FOUT?GoedFout -
Vraag 18 of 21
18. Vraag
Welke pH meet men bij 25°C in een beker die 10,0 liter zuiver water bevat waarin 10,0 mg van een monoprotisch sterk zuur met molecuulmassa 100 opgelost wordt?
GoedFout -
Vraag 19 of 21
19. Vraag
Onderstaande figuur geeft de pH van een oplossing in functie van het toegevoegde volume titreermiddel (titratiecurve). Het punt E stemt overeen met het equivalentiepunt.
Om welk van volgende titratietypes gaat het?
GoedFout -
Vraag 20 of 21
20. Vraag
Men vermengt welbepaalde concentraties aan stikstofmonoxide en zuurstof en meet de reactiesnelheid van volgende reactie
2 NO (g) + O2 (g) ⟶ 2 NO2 (g).
Als men bij dezelfde temperatuur de ingezette concentratie aan NO verdubbelt, blijkt deze reactiesnelheid met een factor 4 te verhogen; als zowel de NO-concentratie als de O2-concentratie verdubbeld worden gaat de reactie 8 keer sneller.
Welke van onderstaande vergelijkingen vertolkt de concentratie-afhankelijkheid van de reactiesnelheid voor deze reactie?
GoedFout -
Vraag 21 of 21
21. Vraag
Geef de molecuulformule van nitriet
GoedFout