Er blijkt een nauw verband te bestaan tussen de elektronenconfiguratie van een atoom en zijn plaats in het periodiek systeem.
- Het nummer van de periode (rij) beschrijft het hoogste hoofdniveau dat elektronen bevat.
- De verschillende verticale blokken in het periodiek systeem komen overeen met de subniveaus (s, p, d, f) waarin de laatste elektronen geplaatst worden.
![](https://studyboard.be/wp-content/uploads/2021/02/image-36-1024x556.png)
Voorbeeld: Het element antimoon (Sb) heeft elektronenconfiguratie
[Sb] = 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s2 3d10 4p6 5s2 4d10 5p3 (ofwel [Kr] 5s2 4d10 5p3)
Wij lezen nu meteen af dat antimoon te vinden is in periode 5, aan de rechterkant van het periodiek systeem (het p-blok). Omdat het 5p-subniveau drie elektronen bevat, vindt men antimoon als het derde element in de 5p-strook.
In het bijzonder kan men het aantal valentie-elektronen bepalen aan de hand van het periodiek systeem. Voor neutrale atomen geldt het volgende overzicht. (Let op het afwijkende gedrag van helium.)
![](https://studyboard.be/wp-content/uploads/2021/02/image-39-1024x586.png)
Bij ionen moet men rekeninghouden met het tekort of overschot aan elektronen.
Bepaal de Lewisformules voor Ca2+ en voor N3–.
![](https://studyboard.be/wp-content/uploads/2021/02/image-38.png)
- Calcium (Ca) bevindt zich in groep 2 (IIA), en heeft dus gewoonlijk twee valentie- elektronen. De lading van het ion is 2+, dus verwijderen wij twee valentie-elektronen. Er blijven er dus nul over.
- Stikstof (N) bevindt zich in groep 15 (VA), en heeft dus gewoonlijk vijf valentie-elektronen. De lading van het ion is 3–, dus voegen wij drie valentie-elektronen toe. Het worden er dus acht.