Wanneer een voorwerp beweegt, verandert zijn plaats in de loop van de tijd. Om een beweging volledig te kennen, dient men voor ieder tijdstip te weten wat de positie van het voorwerp is. In eenvoudige gevallen kan dit verband wiskundig beschreven worden.
Plaats en tijd
Een tijdstip wordt beschreven door een enkele coördinaat, t. Men kiest t = 0 aan het begin van de beweging. De tijdcoördinaat neemt toe als de tijd verstrijkt. De SI-eenheid voor tijd is de seconde (s). De volgende eenheden moeten ook gekend worden:
1 minuut = 60 s; 1 uur = 60 min = 3600 s.
Vaak beschouwen wij een voorwerp als een puntdeeltje, die op elk moment slecht één punt in de ruimte bezet. Bij lineaire beweging wordt deze positie beschreven met één plaatscoördinaat, x. Het nulpunt voor positie, waar x = 0, heet de oorsprong. Positieve en negatieve waarden voor x geven tegengestelde richtingen aan.
Ook definiëren wij de afgelegde weg (s) als de totale afstand die het voorwerp heeft afgelegd sinds het begin van de beweging. De SI-eenheid voor plaats en voor afgelegde weg is de meter (m).