Oefenen Biologie 3

Hieronder staan 4 beweringen over de mitose en meiose. Welke bewering is juist?

Hieronder ziet u een stamboom waarbij bepaalde individuen een afwijking hebben. Welke bewering is (op basis van deze stamboom) correct?

De eicellen na meiose verschillen onderling genetisch van elkaar. Welke van onderstaande beweringen is hier de oorzaak van?

1. Het cytoplasma wordt niet gelijk verdeeld
2. De maternale en paternale chromosomen zijn niet identiek
3. De zusterchromatiden ondergaan crossing-over
4. Chromosomen rangschikken zich willekeurig tijdens meiose II

Een vrouwelijke vlieg met witte ogen en donkere haren kruist men met een mannelijk vliegje met rode ogen en bleke haren. De vliegen zijn homozygoot voor deze eigenschappen. Alle vrouwelijke nakomelingen van deze twee vliegen hebben witte ogen en bleke haren. De mannelijke nakomelingen hebben ook bleke haren maar rode ogen.

Nu kruist men een mannelijke en vrouwelijke vlieg uit de eerste generatie met elkaar. Men verkrijgt hieruit 25 vliegen met rode ogen en bleke haren, 27 vliegen met witte ogen en ook bleke haren, 7 vliegen met rode ogen en donkere haren en nog 9 vliegen met witte ogen en zwarte haren. Er zijn geen verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes vliegen.

Het allel voor bleke lichaamsbeharing is

Er wordt een experiment uitgevoerd waarin een friet eerst in een oplossing wordt gelegd met weinig NaCl. Vervolgens wordt de friet in een oplossing met een hoge concentratie NaCl gelegd. We stellen vast dat er niets gebeurt met de friet wanneer deze in de oplossing met een lage concentratie NaCl ligt. Wanneer de friet in de oplossing met de hoge NaCl-oplossing komt te liggen, zien we echter dat deze slap wordt.

Hieronder staan verschillende verklaringen voor dit verschijnsel. Welke is de juiste?

Hieronder wordt het proces van transcriptie weergegeven. Welke van onderstaande beweringen is/zijn correct?

1. De nucleotidensequentie van een DNA-streng en het aangehechte RNA is dezelfde
2. De nucleotidensequentie van een DNA-streng en de mRNA streng van de tegenovergestelde DNA streng zijn hetzelfde, als we het verschil tussen T en U verwaarlozen
3. Tijdens de transcriptie wordt er maar 1 van de 2 DNA-strengen overgeschreven

De neurale buis ontstaat door:

Welke fase is cruciaal voor het behouden van het aantal chromosomen bij opeenvolgende celdelingen?

Jicht is een metabole aandoening (een stofwisselingsziekte) gekenmerkt door een plotse ontsteking van een gewricht. Deze ziekte wordt in onderstaande tekening aangeduid door een gekleurd figuurtje. Verder is gegeven dat jicht meer voorkomt bij mannen dan vrouwen. Welk van de uitspraken is correct?

De waterhuishouding van het lichaam gebeurt door ADH (antidiuretisch hormoon). Dit hormoon zorgt ervoor dat er minder urine geproduceerd wordt.

Onderstaand ziet u een aantal stellingen over de osmotische concentratie van het bloed. Vul de correcte woorden in.

Osmotische concentratie bloed hoog => meer/minder (1) ADH-productie => meer/minder (2) urineproductie

Osmotische concentratie bloed laag => meer/minder (3) ADH-productie => meer/minder (4) urineproductie

Gegeven is een mRNA-fragment. Welke aminozuursequentie verkrijgt men door translatie?

5’-UUUCACAUGAAGACACAUUGACAUAAU-3’

Twee uitspraken over cellulaire ademhaling:

1. Dankzij cellulaire ademhaling kan energie, opgeslagen in organische moleculen zoals glucose, omgezet worden naar ATP
2. De diverse stappen van cellulaire ademhaling (zoals glycolyse, acetyl co-enzyme A vorming, citroenzuurcyclus, elektronentransportketen, chemio-osmotische synthese van ATP) kunnen alleen plaatsvinden binnen de mitochondria die als batterijtjes van de cel fungeren.

Welke uitspraken is of zijn juist?

In onderstaande stamboom bezitten de zwart ingekleurde personen een wipneus (=recessief kenmerk)

Welk van volgende beweringen is zeker juist?

De sequentie van de m-RNA streng bij transcriptie is gelijk aan:

Wat is de reden dat een rode bloedcel in het bloedplasma niet toeneemt in volume?

De oudste fossiele resten van lama’s werden teruggevonden in Midden-Amerika. Vandaag komen lama’s voornamelijk voor in Zuid-Amerika. Kamelen komen voor in Afrika en Azië. Wetenschappers gaan ervan uit dat kamelen afstammen van lama’s. Ze begonnen omstreeks de ijstijd aan hun trek naar deze continenten. Wat ondersteunt deze stelling?

Welk van onderstaande combinaties is correct?

Welke van onderstaande figuren geeft correct de ontwikkeling van een eicel (oögenese) weer?